Het klinkt gek, maar om een gezonde wildstand te hebben is het belangrijk dat er niet teveel van een bepaalde soort te hebben. Als er van een bestaande soort teveel zijn, ontstaat er vaak een overbelasting op een bepaalde voedselsoort, rustareaal en/of landbouwschade. Dit veroorzaakt (specifieke) voedseltekorten waardoor dieren verhongeren of vatbaarder worden voor allerhande ziekten en parasieten waardoor populaties ernstig aangetast kunnen worden of zelfs compleet uitsterven.
Een bekende correlatie is bijvoorbeeld dat schapen en reeen voor een aantal dezelfde parasiten, zoals de rode lebmaagworm, vatbaar zijn. Schapen worden vaak gebruikt worden om in natuurgebieden de ongewenste plantengroei onder controle te houden. Vaak zijn dit ook de rustgebieden van reeen. Een wormenbesmetting in een van de populaties zal dan ook vaak ook de andere populatie aantasten. Bij schapen wordt er meestal door mensen wel ingegerepen als de gezondheid van de schapen teveel onder de infecties lijdt. Helaas is dat bij in het wild levende dieren niet mogelijk, waardoor reeen populaties ernstig gedecimeerd worden of zelfs totaal uitsterven in bepaalde gebieden.
Waar de reewildbeheerder normaal de reewildstand onder controle houdt door de populatie niet te groot te laten worden waardoor er minder besmettingsgevaar optreedt is dat in het geval van grote schapenpopulaties in een bepaald gebied niet geod mogelijk. Feitenlijk veroorzaken de aanwezige schapen dan als concurrent een onnatuurlijke hoge belasting op het biotoop waarin de reeen leven.